Op 22 november 2019 nodigde Het Nieuwe Instituut lectoren, docenten en opleidingscoördinatoren uit om met elkaar in gesprek te gaan om samen de benodigde gemeenschappelijke uitgangspunten voor het ontwerponderwijs van de toekomst te formuleren, tijdens het evenement Redesigning the Designer.
Plotseling ging het op de bijeenkomst over de toekomst van het designonderwijs in Het Nieuwe Instituut over vriendschap. Vriendschap als een vorm van wederzijds respect, het zien en erkennen van de kwaliteiten van de ander. Vriendschap als hulp bij het creëren van een gelijkwaardig speelveld tussen mensen, verschillend in gender, afkomst, kleur, cultuur, opleiding. En het ging over respect, niet alleen voor mensen onderling, maar voor onze omgeving, voor de materie en materialen waarmee wij ons leven en onze wereld inrichten en vormgeven, voor de aarde.
Het congres vloeide voort uit een experiment waarmee het instituut eerder in het Bauhaus-jubileumjaar 2019 een voorschot had genomen op mogelijke toepassingen van 'meer-dan-menselijke kennis'. Het curriculum van de tijdelijke academie Neuhaus vormde een verkenning van de mogelijkheden van alternatieve tijdsschalen, materie, taal, collectieve lichamen en vormen van zintuiglijkheid, waarin niet langer uitsluitend de behoeften van bepaalde mensen maatgevend zijn. Zouden dit soort principes ook kunnen worden ingezet voor het 'herontwerpen van de ontwerper'?
Onder leiding van Alice Twemlow, Lector Design aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) in Den Haag, werd gesproken over de designer van de toekomst. Wat moet deze weten, tot welke vraagstukken moet de ontwerper zich verhouden, met wie en wat werkt de ontwerper samen, in welk krachtenveld functioneert de ontwerper? De 'verborgen' agenda van de dag was de oproep om als designonderwijsveld meer samen te komen en te werken, om tot een designonderwijs te komen dat ontwerpers beter toerust voor de urgente vraagstukken van deze tijd.
De voor- en na-geschiedenis van een product
Gewoonlijk gaat de aandacht in de ontwerpwereld vooral naar het moment waarop een nieuw product in de wereld wordt gezet. Twemlow, die als Lector Design ontwerpend onderzoek met academisch onderzoek verbindt, buigt zich in haar onderzoek over het leven van een product voor en na dit lanceringsmoment. Vroeg of laat wordt een product afgedankt en tot afval verklaard. Wat gebeurt er met dat afval, waar we steeds meer van produceren en dat tot steeds grotere problemen leidt. Twemlow toont een foto van een stuk rots, dat op het strand van Hawaii gevonden werd; een sediment waarin zich stukken gekleurd plastic hebben afgezet. Plastic wordt gemaakt van olie, een grondstof die diep uit de aardkorst wordt gehaald, waar het er eeuwen over heeft gedaan om te ontstaan. Eenmaal afgedankt, doet het materiaal plastic er eindeloos lang over om weer te vergaan. Als ook de ontstaansgeschiedenis van de grondstoffen waaruit producten worden vervaardigd wordt meegenomen, blijkt hun levensverhaal ineens een enorme tijdspanne te kennen. Bij deze biologische en geologische processen gaat het soms over duizenden en zelfs miljoenen jaren: tijdschalen die ook wel deep time worden genoemd.
De positie van de vrouw in de ontwerpwereld
In haar presentatie gaat Adeola Enigbokan 'slechts' honderd jaar terug in de tijd. We hebben een nieuw begrip van de geschiedenis nodig om vooruit te komen, meent zij. Ze vraagt aandacht voor de rol van vrouwen in het Bauhaus, voorloper van en voorbeeld voor het hedendaagse ontwerponderwijs, dat honderd jaar geleden werd opgericht. Ze verschuift hierbij de blik naar de veel minder bekende school en leefgemeenschap Loheland, opgericht door Hedwig von Rohden en Louise Laggaard in het nabij Dessau gelegen Fulda - eveneens in 1919. Deze vrouwen streefden naar een onafhankelijk en zelfvoorzienend leven in de natuur. Op vooruitstrevende wijze zetten zij fotografie in om de bewegingskunst die ze in Fulda ontwikkelden te verbeelden en promoten. Fotografe Lucia Moholy bracht haar man, de kunstenaar László Moholy-Nagy in contact met de fotografie van Loheland. Hij werd wereldberoemd, zij raakte in de vergetelheid, net als het erfgoed van Loheland.
Het verhaal van Lucia Moholy is typerend voor die tijd. Vrouwen waren in het Bauhaus zeer actief, maar werden niet serieus genomen als autonome kunstenaar. Moholy moest in de jaren dertig vluchten en liet de negatieven van de vele foto's die zij in haar Bauhaustijd had gemaakt achter bij Walter Gropius in Berlijn. Deze maakte er na de Tweede Wereldoorlog lustig gebruik van om het verhaal van het Bauhaus de wereld in te brengen - zonder haar naam erbij te vermelden. En toen Moholy om haar negatieven vroeg, refererend aan hun vriendschap, weigerde Gropius ze te terug te geven. Het brengt Enigbokan op de betekenis van vriendschap in werkverhoudingen. De mannelijke Bauhausdeelnemers respecteerden elkaar en gunden elkaar de eer. Het werk van vrouwen werd van minder waarde geacht. 'Get a friend and start a school,' is dan ook haar advies. Vriendschap zorgt ervoor dat mensen elkaar ondersteunen en respecteren. Vriendschap zorgt voor gelijkwaardigheid.
Gelijkwaardige samenwerking
Onderdeel van Neuhaus was een Zoöp-onderzoeksstation. Klaas Kuitenbrouwer (onderzoeker bij Het Nieuwe Instituut) legt de zoöp (een samentrekking van zoë, Grieks voor 'leven', en coöperatie) uit als methode om binnen organisaties op gelijk niveau met ecologische gemeenschappen van niet-mensen samen te leven. Zoöps versterken de juridische status van niet-mensen (denk hierbij aan dieren, planten en grondstoffen) en zorgen voor ecologische vooruitgang, omdat ze niet de groei van financieel kapitaal, maar van ecologisch kwaliteit nastreven.
Maar hoe verhoudt dit streven, naar het betrekken en vertegenwoordigen van dieren en planten als gelijkwaardige partners, zich tot het gegeven dat de gelijkwaardigheid tussen mensen onderling nog vaak zoveel moeite kost? Aan de oppervlakte lijkt er - zeker in de culturele wereld - veel bereikt, maar daaronder zijn nog veel, deels onbewuste of onuitgesproken patronen, werkzaam. Dit blijkt ook uit de ervaringen die gedeeld worden in de workshop die Enigbokan die middag geeft. En zij stond als vrouw van kleur deze dag tegenover een bijna geheel wit publiek.
Naar een effectiever designonderwijs
Wat niet wil zeggen dat het niet allernoodzakelijkst is om te werken aan ecologische vooruitgang - of op zijn minst te vechten tegen de achteruitgang. In zijn kritische bijdrage aan de dag stelt Florian Cramer, Lector 21st Century Visual Culture/Autonomous Pratices aan de Willem de Kooning Academy, dat er weliswaar geen gebrek aan aandacht is voor urgente ecologische en sociale vraagstukken in de hedendaagse designwereld, maar dat veel daarvan een hoog speculatief of symbolisch gehalte kent. Mediagenieke projecten als de Ocean Cleanup van Boyan Slat en de Smog Free Tower van Studio Roosegaarde, maar ook veel geëngageerde projecten die tijdens de Dutch Design Week en op eindexamententoonstellingen te zien zijn, benaderen urgente vraagstukken op oppervlakkige wijze. Aan de grotere politieke en economische systemen, die ten grondslag liggen aan de gesignaleerde problemen, wordt nauwelijks aandacht besteed. De designprojecten bieden pseudo-oplossingen en doen daarmee meer kwaad dan goed. Moderne versies van de middeleeuwse aflaat, noemt Cramer ze, problemen worden ermee afgekocht, maar niet werkelijk opgelost. 'We falen als designonderwijs als we geen aandacht besteden aan deze problematiek,' meent hij.
Cramer en Twemlow roepen beide op tot trans-disciplinaire samenwerkingen met onderzoekers en uitvoerders buiten de kunst- en designdisciplines, en buiten de opleidingen. Ontwerpers moeten gaan samenwerken met ecologen, biologen en milieuactivisten. Ontwerpers kunnen onmogelijk zelf alles weten of bedenken, het is daarom belangrijk om kennis en ervaring te delen. Cramer wijst op praktijken buiten de westerse wereld, bijvoorbeeld in Indonesië, waar dit al gebeurt: vanuit sociale en maatschappelijke behoeften, maar ook vanuit een kritisch, postkoloniaal perspectief dat westerse conceptuele kaders bevraagt.
De noodzaak om verder te kijken dan het moment waarop een nieuw ontwerp in de wereld wordt gezet, leidt ertoe dat het onderwijs verandert, stelde Twemlow al in haar inleiding. Niet langer gaat het alleen over het concept, de vormgeving en functionaliteit van een product, ook de impact op ecologische en sociaal-maatschappelijke vraagstukken moet worden meegewogen. Dit betekent dat onderzoeksmethodes veranderen, strategieën als coding, hacking en mapping worden steeds belangrijker. De oplossing ligt in een ontwikkeling als Critical Making, waarbij getracht wordt om interventies een reëel effect te laten hebben, voorbij het symbolische en speculatieve. New Material Practices en het Compositionism van Bruno Latour, worden genoemd. Er is meer aandacht nodig voor methoden als repareren, samenstellen en hergebruiken, strategieën die het leven van producten of elementen ervan verlengen. Het gaat erom studenten bewust te maken van deze aspecten en hen, aldus Cramer, al bij de start van hun opleiding een ander beeld van de ontwerppraktijk mee te geven.
Om op sociale en milieu gerelateerde crises te kunnen reageren en werkelijk verschil te maken zijn meer dynamische en flexibele onderwijsvormen nodig, meent Twemlow. Grote onderwijsinstellingen met de bijkomende bureaucratie helpen dan niet. Toch vindt Cramer het te makkelijk om de oorzaak van het huidige falen te zoeken in het bestaande onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeleid en de komst van begrippen als de 'creatieve industrie'. Beleidsmakers zijn zich volgens hem volledig bewust van de dreigende sociale en ecologische problemen: zie Horizon 2020, de onderzoeksagenda van de Europese Unie. Het onderwijs zelf weet er, met zijn bestaande curricula en instituties, nog onvoldoende op in te spelen.
Tijd en materie
De designwereld moet zijn zelfbeeld herzien, klinkt het in het gesprek na afloop van de lezingen. Dat wil niet zeggen dat al het bestaande moet worden losgelaten, aldus Cramer. Het gaat erom de vraagstukken van vandaag samen op te pakken, op een concrete, reële manier. Dat geldt ook voor het streven naar een gelijkwaardige onderwijs- en werksituatie, benadrukt Enigbokan. Bijvoorbeeld door de manier waarop we leren en reflecteren, op ons eigen werk en op dat van anderen, hoe we beoordelen en evalueren, te analyseren en aan te passen.
En helemaal aan het einde van een lange en intensieve dag ging het over tijd. Het opnieuw formuleren van de designpraktijk raakt ook aan de waardering van en omgang met tijd, zoals onder meer uit de workshop Time Worlds van Paolo Patelli bleek. Tijd, en vooral het gebrek eraan, bepaalt het onderwijs en later het werk. Tijd als ritme waarin we werken en leven. Tijd als factor voor succes: wie snel werkt wordt meer gewaardeerd. Marktgerichte tijd die druk legt op studenten en werknemers. Maar het ging ook over tijd in de zin van de geschiedenissen die studenten, vaak opgegroeid in andere landen, met zich meedragen en waarvoor in de opleiding vaak nauwelijks ruimte is. En over de trage tijd van materie, waar wij ons meer bewust toe moeten verhouden, willen wij nog een tijdje voort op deze planeet.
Tekst: Lotte Haagsma